Grondsoorten
Voordat u de tuin gaat aanplanten en de grondbewerking gaat verrichten is het belangrijk te weten met welke grondsoort u te maken heeft en wat de eigenschappen van deze grondsoort zijn. Dit kan richting geven aan welke planten u het beste kunt kiezen en welke grondbewerking er noodzakelijk is. Er zijn vele samenstellingen mogelijk, maar over het algemeen hebben we te maken met onderstaande grondsoorten.
- Zandgrond: bestaat van nature uit korrelige deeltjes die rond en afgesleten zijn of ruwe randjes hebben. Zandgrond is een luchtige grond die makkelijk bewerkbaar is, maar lastig vocht en voedingsstoffen vasthoudt. Daarnaast is het percentage organische stof laag, waardoor er jaarlijks flinke hoeveelheden organische materialen (compost, aanplantgrond en/of potgrond) aangebracht mogen worden om de grond te verbeteren.
- Leemgrond: een van nature perfecte tuiniergrond die bestaat uit een mengsel van zand en kleideeltjes. Deze grond is vruchtbaar, vochthoudend maar ook waterdoorlatend en laat zich makkelijk bewerken. Hoeft in verhouding tot zandgrond jaarlijks maar weinig aangevuld te worden met organische materialen (mulchlaag).
- Kleigrond: een erg vruchtbare, maar moeilijk te bewerken grond. De bodem houdt veel vocht vast, is weinig luchtig en lastig te bewerken. In de winter wordt klei een natte, vaste massa en in de zomer wordt de klei zo hard als beton en zal bij droogte krimpen en scheuren. Zware kleigronden kunnen in het najaar het beste samen met extra organische materialen worden omgespit. Laat de omgespitte brokken klei zo liggen, zodat ze door de vorst kapot kunnen vriezen.
- Veengrond: een donkergekleurde en zure grondsoort die voor het overgrote deel bestaat uit organische materialen (afgestorven plantenresten). Dit type grond kan grote hoeveelheden water opnemen, maar als het is uitgedroogd is het erg lastig om het veen (turf) weer vochtig te krijgen. Om de structuur te verbeteren en de grond luchtiger te maken kunnen grit, fijn split of ander grindachtig materiaal worden toegevoegd.
- Lössgrond: ook bekend als löss, is een type bodem dat gevormd wordt door fijne deeltjes, voornamelijk stof en silt, die door de wind worden afgezet. Deze deeltjes zijn vaak afkomstig van verweerd gesteente. Lössgrond heeft een zeer fijne textuur, bestaande uit kleine deeltjes die kleiner zijn dan zand, maar groter dan klei, waardoor het een zachte structuur heeft. Löss is over het algemeen vruchtbare grond, rijk aan mineralen en heeft een goede water- en luchtdoorlatendheid. Deze grond heeft meestal een karakteristieke lichtgele tot lichtbruine kleur. Hoewel lössgrond vruchtbaar is, is het ook gevoelig voor bodemerosie vanwege de fijne deeltjes en het ontbreken van organisch materiaal. Het doormengen van compost of porgrond in tuinen met lössgronden is dan ook aan te raden om het humusgehalte in de bodem te verhogen.
- Zavelgrond: ook bekend als zavel is een bodemsoort met een matig grove textuur bestaande uit zand, klei en slibdeeltjes, maar de verhouding van deze deeltjes kan variëren. Dit resulteert in verschillende soorten zavelgrond. Zavel heeft de eigenschap goed water vast te houden (positief voor plantengroei) en tegelijkertijd overtollig water weg te laten stromen om wateroverlast te voorkomen. Deze bodem is goed doorlatend, wat essentieel is voor gezonde wortelgroei, en is makkelijk te bewerken. Door organische materialen toe te voegen kan de bodemstructuur worden verbeterd.
De grondsoort en zuurgraad (ook wel pH- waarde genoemd) zijn van invloed op de groei van de plant. De pH-waarde wordt uitgedrukt op een schaal van 0 tot 14, waarbij een pH van 7 neutraal is. Een pH- waarde onder de 7 noemen we zuur, boven de 7 noemen we basisch of alkalisch. Over het algemeen groeien de meeste tuinplanten het beste bij een liefst iets zure grond, zo rond de pH 6,5. Gelukkig zijn de meeste tuinplanten niet zo kieskeurig en groeien deze ook bij een pH-waarde die hier (wat) van afwijkt. Echter is de ideale zuurgraad niet voor iedere tuin gelijk, aangezien de grondsoort hierin een belangrijke rol speelt. Lichtere zandgronden zijn het vruchtbaarst bij een pH tussen 5,5 en 6,5. Zwaardere kleigronden vragen een hogere pH, namelijk tussen 6,0 en 7,0.
De pH- waarde heeft invloed op hoe voedingselementen zich gedragen in de bodem. Bij een bepaalde pH- waarde vormen sommige voedingselementen andere verbindingen. Hierdoor kan het voorkomen dat sommige voedingselementen niet meer opneembaar zijn voor de plantenwortels. Daardoor kunnen gebreksverschijnselen bij de plant ontstaan, wat tevens een indicatie geeft van de huidige bodemcondities. Om die reden zijn sommige planten afhankelijk van een bepaalde grondsoort/zuurgraad. Zuurminnende planten (zoals bijvoorbeeld Azalea en Rhododendron) verlangen naar een pH tussen 4,5 en 5,5. Kalkminnende planten (zoals bijvoorbeeld Aucuba en Helleborus) verlangen naar een pH tussen 6,5 en 7,5.
Zijn er specifieke bodemeisen voor een plant, dan benoemen wij deze op de desbetreffende productpagina op onze website.
Is een bodem (plaatselijk) te zuur, dus een te lage pH? Dan kun je de pH verhogen door te bekalken.
Is de grond (plaatselijk) te basisch, dus een te hoge pH? Dan kun je de pH verlagen (zuurder maken) door bijvoorbeeld turf te strooien.